Heel Holland zakt, behalve ....

Tot zo'n 1000 jaar geleden was het westelijk deel van ons land, Holland dus, één groot moeras. Een land van riet, water, bagger, broekbos (voornamelijk elzen en wilgen) en veen. Het veenmos groeide er in hoge bulten tot 10 meter boven het maaiveld. Het zoog het regenwater op als een spons en zette navenant uit. Het veenpakket bestaand uit levend en afgestorven organisch materiaal, afgewisseld met laagjes slib (mengsel van klei en zand) bereikte in de loop der eeuwen diktes tot 20 meter en werd hiermee de basis voor turf, de brandstof waarop onze economie tot in de 20e eeuw heeft gedraaid. Een opvallende prestatie voor zo'n nietig plantje als het veenmos.

Vanaf de 11e eeuw zijn we de moerassen gaan ontwateren en ontginnen. In opdracht van bisschoppen, graven en hertogen en onder leiding van monniken werden er greppels, sloten en kanalen gegraven. Er werd gebuffeld en overlegd, er werden water- en hoogheemraadschappen opgericht, kades en dijken aangelegd en vooral heel veel gepolderd in de polders. Ons poldermodel, waarmee we goede sier zouden maken in de hele wereld, werd geboren.

Dit "watermanagement" zoals dat tegenwoordig heet, zorgde ervoor dat de veenbulten inzakten, een onomkeerbaar proces. Juist het veenmos is berucht vanwege deze 'onomkeerbare uitdroging'. In tegenstelling tot echte sponzen kan uitgedroogd veenmos geen vocht meer opnemen. "Heel Holland zakt" is daarom en daardoor al 1000 jaar het devies. Naast kades en dijken hebben we nu ook sluizen en gemalen nodig om droge voeten te houden. Al doende houden we het inklinkingsmechanisme gaande, dat is de parodoxale ironie van ons systeem. Het maaiveld zakt (lokaal tot een meter per eeuw), het grondwater stijgt navenant, we pompen om niet te verzuipen en het droogvallende veen droogt verder in en verteert waardoor het maaiveld verder zakt. Een onomkeerbaar, zichzelf in stand houdend proces.

Heel Holland blijft dus zakken, behalve de Vlaardingse Vlietlanden. Dit moerassige gebied tussen Vlaardingen en Maassluis wordt beheerd door Natuurmonumenten. Voordat deze organisatie het in eigendom kreeg werd er geboerd. Het land was niet echt geschikt voor landbouw, is daarom nooit ontgonnen en werd slechts extensief gebruikt. Terwijl de omringende polders inklonken bleven de Vlietlanden op niveau. Bevroren in de tijd, een ouderwets veenmoeras, meters uitstekend boven de omgeving. Een land van riet, veenmos en bosschages met vooral elzen. Uniek vanwege het voorkomen van een zeldzame soort als het moeraskartelblad, een plantje dat parasiteert op grassen en daarmee de woekering en dominantie van riet kan onderdrukken. Uniek ook vanwege de aanwezigheid van de Noordse woelmuis, een 'ijstijdrelict'. De hier aanwezige populatie is vermoedelijk de meest zuidelijke van Europa.

Ik kwam in de zomer van 1992 voor het eerst in de Vlaardingse Vlietlanden, als kersverse medewerker van Landschapsonderhoud Rotterdam. De afgelopen dertig jaar werden we geregeld ingehuurd door Natuurmonumenten om hand- en spandiensten te verlenen. Ik was er geregeld bij, om greppelwerk te verrichten, om mest en kalk te strooien, om te maaien, te zagen of onderhoud te plegen aan oeverbeschoeiingen. Ik maakte al doende kennis met dit weidse land, op de overgang van het Groene Hart naar de Randstad. Met nauwelijks beschutting tegen de elementen, maar ook met een prachtig uitzicht op land, water en lucht. De wolkenpanorama's kunnen hier indrukwekkend zijn. Al kan het hier ook ongenadig heet zijn of akelig koud. De wind kan hier loeien, met striemende regen- en hagelbuien. Soms dondert en bliksemt het heftig. Schoon blootgesteld aan weer en wind is het hier toch meestal heerlijk toeven.

Deze zomer zijn we meerdere maanden actief op de Vlietlanden. Boswachter Guus van Oostwaard is na 40 jaar trouwe dienst met pensioen gegaan. Hij gaf leiding aan vrijwilligers en stuurde aannemers aan, maar heeft het stokje nu onder meer aan ons overgedragen. Sinds enkele weken merken we welke uitdagingen zowel de gesteldheid van het terrein als de weersomstandigheden bieden. Mensen en machines kunnen makkelijk wegzakken of vastraken in greppels of zachte plekken. De hitte eiste zijn tol, zelfs met hitteprotocol en tropenrooster. Het is echt een slijtageslag gebleken. Het kurkdroge maaisel vloog begin deze week zelfs in de fik achter de uitlaat van de bandhooier die we op een maaimachine hebben gemonteerd. Vanwege de grote oppervlaktes zetten we het maaisel mechanisch op ruggen. Het handwerk is gereserveerd voor de plekken waar de machines niet bij kunnen. De brandjes verspreidden zich gelukkig niet over het terrein zelf, maar maakten wel de machine onklaar.

Het beetje regen dat later deze week is gevallen is opgezogen door het veenmos, waardoor de velden weer drassiger zijn geworden en er hier en daar zelfs weer plassen staan. Zo snel reageert een natuurlijk veenmoeras op weersinvloeden. Helaas komt dit de begaanbaar/toegankelijkheid van het terrein niet ten goede. Per slot van rekening zijn de Vlietlanden niet meer dan een veenpakket drijvend op grondwater, met steviger stukken en bos, maar ook met verende 'drijftillen' (ook wel "dik water" genoemd) waar je zomaar doorheen kunt trappen en vandaan moet blijven met je machines. De ruggen ('wiersen') zijn nu wel vochtiger geworden en het brandgevaar lijkt voorlopig te zijn geweken. Het blijft passen en meten, meedeinend op het getij van weer en terrein.

Heel Holland zakt ....

Gemaakt door Nanda Sluijsmans.


Dick Bravenboer

24-07-2022 | WS_Vrij_Diversen | 3177
© 2024 Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie