Wispelturig

De herfst is al aardig op dreef, het begin van de astronomische winter komt zelfs al in zicht. Nakaarten over de afgelopen zomer lijkt dus mosterd na de maaltijd. Toch ga ik hierbij een poging wagen.

23 juni, een natte dag in Hoek van Holland

Laat ik beginnen met een knuppel in het hoenderhok te gooien: de zomer van ‘21 was helemaal niet “slecht”. Al druist dat helemaal in tegen het algehele gevoel van het grote publiek en hangt het ook af van waar je precies woont. Zo maakten de rampzalige overstromingen in Zuid-Limburg, de Ardennen en de Eifel, midden juli, een onuitwisbare indruk. Deze veroorzaakten 1,8 miljard euro schade in ons land en kostten ruim 200 mensen het leven in België en Duitsland. Ook in het noorden van Nederland was het lokaal nat, met plensregens van 50 tot 100 mm in juli en augustus. Deze zomer viel er op tien dagen 50 millimeter of meer op een of meerdere stations in den lande. Gemiddeld genomen was de meteorologische zomer landelijk maar net iets natter dan normaal. Het is vooral de ongelijke verdeling van de neerslag die er uitspringt. Daarom beschouw ik deze zomer eerder als “wispelturig” dan “wisselvallig”.

De term “wispelturig” is naar mijn mening ook van toepassing op het temperatuurverloop gedurende het zomerseizoen. Dat juni, nipt, recordwarm was (sinds 1901) zal op niemand buiten de meteorologenwereld indruk hebben gemaakt. We zijn met zijn allen gewend geraakt aan en deerlijk verwend geraakt door zomerwarmte. Na drie warme, droge en zonnige zomers op rij, zijn we hittegolven met maxima boven de 35 graden ‘normaal’ gaan vinden. Dit jaar bleef het hoogst gemeten maximum op 34,0 C steken. Dat was haast net zo’n grote schok als die sneeuwbuien in april. Hoezo: “opwarmend klimaat!?”

Zetten we de feiten nuchter op een rijtje dan valt op dat het vooral gematigd warm was. In De Bilt waren er deze zomer 70 warme dagen, 17 zomerse dagen en 1 tropische dag. Normaal zijn dat er resp. 64, 22 en 5. En dan hebben we het over de nieuwe norm. In de 20e eeuw zou de afgelopen zomer zeker niet als ‘koel’ worden geclassificeerd en ervaren. Zelfs de koelste maand van de drie, augustus, die een hele graad naar beneden afweek van het langjarig gemiddelde (1991 t/m 2020) zou er helemaal niet uitspringen.

En als we de eindbalans opmaken wordt het nog gekker. De meteorologische zomer van 2021 was met gemiddeld 17,7 C feitelijk iets warmer dan normaal (17,5 C). In de vorige eeuw zou dit als een warme zomer worden beschouwd. Iets natter dan normaal (landelijk 244 mm, 20 mm boven de norm), met als uitersten Woensdrecht met 172 mm en Beek met 386 mm. Iets beneden de norm wat zonneschijn betreft: 618 uur landelijk gemiddeld, tegen 640 uur normaal.

Zo druist de statistiek totaal in tegen de algemene beleving van deze zomer. Samenvattend: de zomer van ‘21 was niet ‘koel’, maar ‘gematigd warm’; lokaal erg tot extreem nat, maar gemiddeld net iets natter dan normaal en aan de sombere kant, maar niet opvallend. Vooral een ‘wispelturige zomer’ dus.


Dick Bravenboer.

24-10-2021 | WS_Vrij_Diversen | 3003
© 2024 Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie